Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide David tot [17]Abisai: Nu zal ons Seba, de zoon van Bichri, meer kwaads doen, dan Absalom; neem gij de knechten [18]uws heren, en jaag hem achterna, opdat hij niet misschien vaste steden voor zich vinde, en zich aan onze ogen onttrekke. 17. Joabs broeder, zijnde mede een krijgsoverste. Zie boven, hfdst.18 vs.2, dien David hierin gebruikt, om Joab [die anderszins de naaste zou geweest zijn] geen gelegenheid te geven, dat hij zich in de plaats van Amasa mocht indringen, met belediging van Amasa, dien de koning het generaalschap met ede beloofd had. 18. Dat is, mijn officieren en soldaten. Sommigen verstaan hier Amasa, die nu, als generaal, Abisai's heer genoemd wordt.